Schoolleiders, docenten en leerkrachten investeren in de kwaliteit van hun onderwijs. Dat doen zij ook in deze tijden, waarin de gevolgen van Corona al veel tijd en energie vergen. Of het nu online, of op locatie is, teams worden getraind en tijdens studiedagen werken docenten aan de kwaliteit van hun onderwijs. Maar wat gebeurt er na een training? Wat gebeurt er met de opbrengsten? Hoe wordt de kwaliteit geborgd?
Trainingen, scholing en studiedagen hebben elk schooljaar een plek op school. Iedere onderwijsprofessional heeft een scholingsbudget en investeert dat in zijn/haar ontwikkeling. Met regelmaat mag ik trainingen geven op het PO en VO over formatief werken, feedback geven, leerdoelgericht werken, en meer. En dat doe ik met plezier.
Het doel van iedere training is om niet alleen theorie uiteen te zetten, maar ook – juist – praktische handvatten te delen. De training moet immers niet alleen iets opleveren voor de kennis van de docent, maar ook voor zijn/haar lespraktijk en daarmee voor het leren van de leerlingen. Maar wat gebeurt er als ik na een leerzame middag vertrek?
In mijn ervaring is er een aantal post-training scenario’s. Graag deel ik een aantal dat regelmatig voorkomt. Scenario 1: De deelnemers zijn enthousiast en zijn voornemens met de opbrengsten van de training aan de slag te gaan in de les. De week na de training hebben ze het er af en toe over tijdens de lunch en een toevallige toehoorder stelt nieuwsgierig nog wat vragen. Een aantal deelnemers oefent in de les met het geleerde uit de training. Soms succesvol, maar soms ook (nog) niet. Na een week of drie is de opbrengst van de training wat weggezakt…
Scenario 2: De training is ingebed in de onderwijskundige visie van de school. Het raakt aan thema’s die spelen tijdens vergadermiddagen, teamoverleggen en sectievergaderingen. De relevantie van de training is duidelijk en dat wat de deelnemers leren en doen tijdens de training sluit aan bij eerdere ontwikkelmomenten. Na de training hebben de deelnemers meer handvatten en hun kennis is verdiept. Tijdens teammomenten koppelen zij de opbrengsten terug aan hun collega’s.
Het zal niet verbazen dat het tweede scenario op lange termijn meer oplevert. Toch opteer ik voor een derde scenario. Het verschil met het tweede is dat de deelnemers na de training tijdens intervisiebijeenkomsten met elkaar delen hoe de praktijk vorm krijgt. Waar lopen zij tegenaan? Wat lukt wel, wat (nog) niet? Door te investeren in (begeleide) intervisie, investeer je in de verdieping en borging van de opgedane kennis en kunde van de training. Dat is mooi voor de onderwijskwaliteit op school én heeft direct invloed op het leren van de leerlingen. En daar doen we het toch voor?
Ik wil meer weten over intervisie